
Jurisprudentie
BJ5519
Datum uitspraak2009-08-19
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900476/1/H3
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900476/1/H3
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 23 april 2007 heeft de burgemeester van Amsterdam (hierna: de burgemeester) een aanvraag van appellante (hierna: de SGBA) om verlening van vergunning voor diverse activiteiten tijdens de Amsterdam Pride van 2 tot en met 5 augustus 2007 afgewezen voor zover concurrerende aanvragen zijn ingediend en tevens voor wat betreft de locatie Rembrandtplein, tenzij de SGBA uiterlijk op 11 mei 2007 schriftelijk aangeeft dat voor deze locatie een vergunning is aangevraagd. Voorts wordt er in dit besluit vanuit gegaan dat de niet-concurrerende aanvragen zijn ingetrokken, tenzij de SGBA uiterlijk op 11 mei 2007 schriftelijk kenbaar maakt die aanvragen te handhaven, met dien verstande dat de vergunning wordt geweigerd voor de Bakkersstraat en het Thorbeckeplein, indien die voor het Rembrandtplein wordt ingewilligd.
Uitspraak
200900476/1/H3.
Datum uitspraak: 19 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Gay Business Amsterdam, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2008 in zaak nr. 08/217 in het geding tussen:
appellante
en
de burgemeester van Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2007 heeft de burgemeester van Amsterdam (hierna: de burgemeester) een aanvraag van appellante (hierna: de SGBA) om verlening van vergunning voor diverse activiteiten tijdens de Amsterdam Pride van 2 tot en met 5 augustus 2007 afgewezen voor zover concurrerende aanvragen zijn ingediend en tevens voor wat betreft de locatie Rembrandtplein, tenzij de SGBA uiterlijk op 11 mei 2007 schriftelijk aangeeft dat voor deze locatie een vergunning is aangevraagd. Voorts wordt er in dit besluit vanuit gegaan dat de niet-concurrerende aanvragen zijn ingetrokken, tenzij de SGBA uiterlijk op 11 mei 2007 schriftelijk kenbaar maakt die aanvragen te handhaven, met dien verstande dat de vergunning wordt geweigerd voor de Bakkersstraat en het Thorbeckeplein, indien die voor het Rembrandtplein wordt ingewilligd.
Bij besluit van 3 juli 2007 heeft de burgemeester geweigerd de SGBA vergunning te verlenen voor de locaties Warmoesstraat, Zeedijk, Beursplein, Nieuwezijdskolk en Dam, alsmede voor de locatie Westermarkt voor de zondag, haar vergunning verleend voor de locatie Westermarkt voor de donderdag, vrijdag en zaterdag, alsmede voor de locaties Rembrandtplein en Nieuwmarkt. Tevens heeft de burgemeester zijn besluit van 23 april 2007 gewijzigd in die zin dat aan de SGBA alsnog vergunning wordt verleend voor de locatie Bakkersstraat.
Bij besluit van 7 december 2007 heeft de burgemeester het door de SGBA tegen het uitblijven van een besluit op de aanvraag gemaakte bezwaar
niet-ontvankelijk verklaard en de tegen de besluiten van 23 april 2007 en
3 juli 2007 gemaakte bezwaren ongegrond.
Bij uitspraak van 12 december 2008, verzonden op 15 december 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door de SGBA daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven en een verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de SGBA bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 januari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden ervan zijn aangevuld bij brief van 12 februari 2009.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 augustus 2009, waar de SGBA, vertegenwoordigd door haar [bestuursleden], en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.K.E. de Vries en mr. A. Fidom, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vervult het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid.
Ingevolge het tweede lid waakt het bestuursorgaan ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.
2.2. De SGBA betoogt allereerst dat de rechtbank heeft miskend dat zij niet alleen vanwege de in bezwaar gevraagde proceskosten belang had bij het door haar tegen het uitblijven van een besluit op haar aanvraag gemaakte bezwaar, maar ook in verband met de door haar daardoor geleden schade.
2.2.1. De SGBA heeft ter zitting bij de rechtbank het beroep tegen het besluit van 7 december 2007, voor zover daarbij het door haar tegen het uitblijven van een besluit op de aanvraag gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, ingetrokken. De rechtbank heeft daarop met juistheid geconstateerd dat tussen partijen op dit punt geen geschil meer bestond.
2.3. De rechtbank is er bij haar beoordeling terecht vanuit gegaan dat het voor haar gevoerde geding zich beperkte tot de handhaving in bezwaar van de besluiten waarbij de door de SGBA gevraagde vergunningen voor de zogenoemde klassieke locaties - de grachtenparade, Amstelveld, Amstel, Stopera, Halvemaansteeg, Paardenstraat, Reguliersdwarsstraat, Warmoesstraat - zijn geweigerd.
2.4. De SGBA noch de burgemeester is opgekomen tegen de vernietiging van het besluit op bezwaar wegens strijd met artikel 2:4 van de Awb. De SGBA betoogt dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit ten onrechte in stand heeft gelaten. Volgens haar heeft de rechtbank met die beslissing miskend dat blijkens de grond van de vernietiging van vooringenomenheid is gebleken.
2.4.1. Dat betoog slaagt. De rechtbank heeft het besluit van 7 december 2007 vernietigd wegens strijd met artikel 2:4 van de Awb. Blijkens de motivering van die beslissing heeft de rechtbank daarbij het oog gehad op het eerste lid van die bepaling. Derhalve ligt in haar uitspraak besloten het oordeel dat de burgemeester niet zonder vooringenomenheid heeft besloten. Gegeven dat onbestreden oordeel, dat de gehele besluitvorming op de aanvraag en in bezwaar vitieert, bestond voor haar geen ruimte om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, reeds omdat uit dit oordeel voortvloeit dat het bezwaar gegrond behoorde te worden verklaard en het primaire besluit behoorde te worden herroepen.
Nu blijkens het verhandelde ter zitting bij de Afdeling het optreden van de stichting Stichting Amsterdam Partners, onder meer ten behoeve van de activiteiten van Pro Gay, dat de feitelijke grondslag vormde voor het oordeel van de rechtbank, tot het verleden behoort, kan door de burgemeester thans rechtmatig op de aanvraag worden beslist in het kader van het nemen van een hernieuwd besluit op bezwaar. In dat kader kan het verzoek van de SGBA om vergoeding van schade worden betrokken.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 7 december 2007 in stand zijn gelaten. Hetgeen voor het overige is aangevoerd, behoeft onder die omstandigheden geen bespreking.
2.6. Het verzoek om vergoeding van een deel van de door de SGBA globaal geduide schade en om benoeming van een deskundige voor de berekening van die schade voor het overige, wordt afgewezen.
2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2008 in zaak nr. 08/217, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten;
III. wijst het verzoek om schadevergoeding af;
IV. gelast dat de burgemeester van Amsterdam aan de stichting Stichting Gay Business Amsterdam het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2009
419.